Femke van der Honing · 28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014 · pagina 55 - 58
2. Evaluatie en toetsing
consequenties van een toets, alsook over het koppelen van testresultaten aan ondersteuning.
Door de opzet met volledige klasoverzichten en het handelingsplan dat daaraan gekoppeld is, vervult MILOS een belangrijke rol binnen breed evalueren. Leerkrachten krijgen zo ook een kijk op hun eigen spreekvaardigheidsonderwijs.
Na een heel aantal afnames stellen we vast dat kinderen MILOS graag doen en dat ze de kans krijgen om de aspecten van hun eigen typische spreekvaardigheid naar voren te brengen. Zo bleek uit het normeringsonderzoek dat een heel aantal meertalige kinderen die vormelijk niet zo goed scoorden, het wel heel goed deden voor wat betreft zelfredzaamheid.
6. Praktisch
MILOS is via het CTO te bestellen op www.cteno.be. Het pakket omvat een cd-rom met alle documenten voor de afname en scoring van de taken voor twee en vijf. Voor de afnemers is er een uitgebreide handleiding voorzien, achtergrondinformatie en een handelingsplan. Verder wordt de dvd met vier inputfilmpjes meegeleverd.
Ronde 6
Femke van der Honing
Diataal, Rijksuniversiteit Groningen Contact: F.R.van.der.Honing@rug.nl
Begrijpend lezen: op weg naar het voortgezet/secundair onderwijs
1. Inleiding
Zowel in Vlaanderen als in Nederland worden wijzigingen in het onderwijs doorgevoerd. Vanaf 1 september 2014 zijn Vlaamse scholen verplicht om aan de start van het basis- en secundair onderwijs het taalniveau van hun leerlingen te screenen (Onderwijs Vlaanderen 2014). In Nederland zijn scholen verplicht om de voortgang van taal en rekenen te testen met een leerlingvolgsysteem én, vanaf 2015, met een verplichte eindtoets aan het eind van het basisonderwijs (Nederlandse Rijksoverheid 2014). Zowel in Vlaanderen als in Nederland kunnen scholen vrij kiezen met welk systeem ze willen werken. De wijzigingen in de wet geven aan hoe belangrijk men het vindt dat de ont-
2
55
28ste HSN-CONFERENTIE
wikkeling van leerlingen in kaart wordt gebracht.
In België en Nederland zijn er veel scholen die de taalontwikkeling met de taaltoetsen van Diataal monitoren. Doordat leerlingen vanaf 9/10 jaar tot en met 15/16 jaar met Diataal getoetst worden en de resultaten afgezet worden tegen dezelfde schaal, kan de ontwikkeling over het breukvlak van primair/lager onderwijs (vanaf nu: po) naar voortgezet/secundair onderwijs (vanaf nu: vo) gevolgd worden. Hoe ontwikkelen leerlingen zich vanaf hun 9de levensjaar op het gebied van lezen? In 2012-2013 zijn we begonnen met het volgen van cohorten. In de presentatie zullen we de eerste resultaten bespreken.
2. Begrijpend lezen
Begrijpend lezen is een complex proces. Lezers moeten diverse cognitieve vaardigheden inzetten om tot tekstbegrip te komen: “van basisvaardigheden als decoderen, tot kennis van woorden, grammatica en grotere linguïstische en tekstuele structuren en kenmerken, tot kennis van de wereld. Ook moeten lezers metacognitieve vaardigheden in kunnen zetten” (OECD 2013: 9-10). Chall (1983) deelt het lezen in zes fases in:
-
pseudolezen (6 maanden tot 6 jaar)
-
decoderen (6 tot 7 jaar)
-
vloeiend lezen (7 tot 8 jaar)
-
lezen om te leren en te weten (9 tot 13 jaar)
-
lezen vanuit meerdere standpunten (15 tot 17 jaar)
-
constructie en reconstructie (18+ jaar)
Elke fase sluit de vorige in, maar heeft eigen kenmerken. Er zijn vanzelfsprekend verschillen in ontwikkeltempo en in iedere fase blijven leerlingen achter. Bij de overgang van po naar vo lezen leerlingen om te weten en te leren. Deze fase wordt gekenmerkt door een breuk in onderwijs: zowel wat betreft de leerkracht als het onderwijsniveau, de lesmethode, de toetsen en de manier van leren en lessen volgen. Het is belangrijk dat in die periode de ontwikkeling van de leerling zo goed mogelijk gevolgd wordt. Dat kan door leerlingen te toetsen met een doorlopende toetslijn. Daarmee vindt geen breuk plaats in de manier van toetsing en schaling van de resultaten en gaat er zo weinig mogelijk informatie verloren tijdens de overgang. Door informatie van het po aan het vo te koppelen, wordt de ontwikkeling van leerlingen duidelijker in kaart gebracht en kan stagnatie eerder gesignaleerd worden.
Een lezer moet actief de betekenis van een tekst ‘opbouwen’ om de tekst te kunnen begrijpen. Lezers maken als het ware een mentale representatie van de tekst. Bij het
56
2. Evaluatie en toetsing
bouwen van deze representatie is er voortdurend sprake van interactie tussen hogere en lagere verwerkingsprocessen. In diverse publicaties (o.a. Kintsch & van Dijk 1983; Kintsch 1988, 1998; Hacquebord 1989; Van den Broek 2009) worden deze levels of processing beschreven. Een van de manieren om het begrijpend leesniveau van leerlingen in kaart te brengen, is door middel van toetsing. Hoewel het begrijpend leesniveau, gemeten met een toets, altijd gebaseerd is op een volledige leestoets, waarbij de interactie tussen verwerkingsprocessen in het uiteindelijke leesniveau is meegenomen, is het wel mogelijk om als tweede gegeven te kijken of leerlingen voornamelijk moeite hadden met vragen op woord- en zinsniveau (microniveau), met vragen op alineaniveau (mesoniveau) of met vragen op tekstniveau (macroniveau). Bij de toets ‘Diatekst’ van Diataal wordt bij de toetsuitslag een gewogen percentage berekend op micro-, meso- en macroniveau. Deze bieden de leerkracht handvatten voor het ondersteuningstraject. Zwakke lezers worden niet alleen gesignaleerd, maar ook gediagnosticeerd (Hacquebord e.a. 2005).
-
Het volgen van de ontwikkeling
In een promotietraject zijn we in Nederland gestart met het volgen van leerlingen vanaf 9/10 jaar tot 15/16 jaar. De cohorten hebben hun eerste toetsen gemaakt in 2012-2013 en worden ook de komende jaren gevolgd. In België wordt, op initiatief van brede scholengemeenschappen of steden, ook de ontwikkeling van leerlingen in dezelfde leeftijdscategorieën in kaart gebracht. Uit eerder onderzoek blijkt de noodzaak van het volgen van het begrijpend leesniveau van leerlingen gedurende de over-gang van po naar vo. Onderzoek heeft uitgewezen dat begrijpend lezen van belang is bij schoolsucces. De scores op ‘Diatekst’ tonen ook een sterk verband met het schooladvies aan. Omdat lezen zo’n belangrijke factor is voor succes in het onderwijs, is het belangrijk om te achterhalen hoe leesbegrip zich ontwikkelt, opdat lezers de juiste ondersteuning kunnen krijgen om hun niveau te verbeteren. Als dat lukt, profiteren zwakke lezers niet alleen bij taal van een verbetering in niveau maar ook bij de andere vakken. Achterstand moet dan wel zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden. Uit eerder onderzoek (Hacquebord & Sanders 2010) is namelijk gebleken dat, als leerlingen in het basisonderwijs een leesachterstand hebben, ze dat in het voortgezet onderwijs niet zo gemakkelijk kunnen wegwerken. Hacquebord & Sanders toonden zelfs aan dat de verschillen tussen zwakke en sterke lezers groter werden.
-
Conclusie
Het is belangrijk dat stagnatie in de leesontwikkeling zo vroeg mogelijk gesignaleerd wordt. Daarnaast is het van belang om de ontwikkeling van leerlingen te monitoren in zowel het primair/lager als in het voortgezet/secundair onderwijs. Als leerlingen
2
57
28ste HSN-CONFERENTIE
gevolgd worden in een doorlopende toetslijn, gaat er geen informatie verloren. Dat komt de ontwikkeling van de leerling ten goede en eventuele problemen worden eerder opgemerkt. De cohorten die met Diataal toetsen, blijven we volgen. Op die manier worden leerlingen longitudinaal gevolgd in hun leesontwikkeling en in hun doorstroom naar het vo. Met dit onderzoek willen we de leesontwikkeling in kaart brengen, zodat die kennis gebruikt kan worden in het onderwijs.
Referenties
Chall, J.S. (1983). Stages of Reading Development. New York: McGraw-Hill Book Company.
Hacquebord, H. (1989). Tekstbegrip van Turkse en Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dordrecht: Foris Publications.
Hacquebord, H., S. Andringa, T.R. Linthorst, M. Pulles & B.P. Stellingwerf (2005). ‘Diataal, internettaaltoetspakket voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs’. Groningen: www.diataal.nl.
Hacquebord, H. & M. Sanders (2010). “Van PO naar VO. De ontwikkeling van de functionele leesvaardigheid”. In: Basisschoolmanagement, p. 5-10.
Kintsch, W. (1988). “The role of knowledge in discourse comprehension: a construction-integration model”. In: Psychological Review, vol. 95, no. 2, p. 163-182.
Kintsch, W. (1998). Comprehension. A paradigm for cognition. Cambridge: Cambridge University Press.
Nederlandse Rijksoverheid (2014). ‘Toetsbesluit PO’. Publicatiedatum: 13 juni 2014. Online raadpleegbaar op: www.rijksoverheid.nl.
Onderwijs Vlaanderen (2014). ‘Edulex Wetgeving en omzendbrieven voor het Vlaamse onderwijs’. Online raadpleegbaar op: www.ond.vlaanderen.be/edulex.
Organisation for Economic Co-operation and Development. (2013). PISA 2015. Draft reading literacy framework. March 2013.
Van den Broek, P. (2009). ‘Cognitieve en neurologische processen tijdens begrijpend lezen: Fundamenteel onderzoek en onderwijskundige toepassing’. Oratie uitgesproken op 2 november 2009 aan de Universiteit Leiden.
Van Dijk, T.A. & W. Kintsch (1983). Strategies of Discourse Comprehension. New York: Academic Press.
58