Woordenschat verrijken met attitude

Ilse Mestdagh & Gerti Wouters  ·  28ste Conferentie Onderwijs Nederlands  ·  2014  ·  pagina 228 - 232

Download artikel

28ste HSN-CONFERENTIE

Ronde 1

Ilse Mestdagh & Gerti Wouters Hogeschool West-Vlaanderen

Contact: ilse.mestdagh@howest.be gertruda.wouters@howest.be

Woordenschat verrijken begint met attitude Vooraf

“Over ondermaatse taalvaardigheid bij onze huidige generatie studenten is de laatste jaren veel geschreven in de pers. In het hoger onderwijs worden studenten verondersteld over de nodige taalvaardigheid te beschikken en dat zowel voor schrijven, lezen, luisteren als voor spreken: papers uitwerken, examenvragen beantwoorden en e-mails versturen, maar ook grote hoeveelheden leerstof verwerken en examenvragen begrijpen. Daarnaast moeten ze in staat zijn hoorcolleges te volgen, uitleg te vragen aan docenten en het woord te nemen tijdens hoorcolleges, seminaries of werkgroepen” (Peters & Van Houtven 2011).

“Een niet onbelangrijk gegeven daarbij is het woordgebruik van studenten, dat sterk samenhangt met stijl en register. Hoger onderwijs veronderstelt een zakelijk-professionele stijl: objectief schrijven en gebruik maken van correcte vaktaal en academische woorden zijn kwesties waar studenten moeite mee hebben. Zo blijkt ook uit het recente rapport over Nederlands in het hoger onderwijs van de Nederlandse Taalunie” (Herelixka & Verhulst 2014).

1. Het woorddossier

Culturele, maatschappelijke en sociale achtergronden liggen allicht mee aan de basis van de ontoereikende woordenschat van achttienjarigen. Daaraan dacht Wilma van der Westen ook toen ze in 2002 Het woorddossier ontwikkelde. Het woorddossier is een manier om expliciet aandacht te besteden aan het leren van woorden. Studenten pikken woorden die ze zelf niet kennen of actief gebruiken op uit geschreven en gesproken tekst, houden ze bij in een lijst en moeten nadenken over de geschiktheid ervan voor zakelijke teksten.

Door het woord te noteren, gaan studenten ook expliciet om met de schrijfwijze van woorden en door hun lijsten regelmatig door te nemen gaan die op termijn tot hun productieve woordenschat behoren. Aan die woorden kunnen bepaalde categorieën

228

9. Taalbeleid en -screening

gelinkt worden (‘algemene woorden’, ‘vaktaal’, ‘spreek- en schrijftaal’) of studenten kunnen met vaste woordcombinaties aan de slag of rangschikken woorden per thema (Van der Westen 2002).

2. Historiek van de Digitale Woordentrainer

Met dat woorddossierprincipe gingen we enkele jaren geleden aan de slag in onze lessen. Het woorddossier is een persoonlijke tool, zowel voor docent als voor student. Aanvankelijk lieten we studenten werken op papier, later digitaal in een Word-bestand of een Excel-document. Studenten geven volledig zelf aan met welke woorden ze moeite hebben. Omdat het een persoonlijk instrument is, is het studentvriendelijk, want laagdrempelig.

Gaandeweg begonnen we mogelijkheden te zien in functie van het taalbeleid dat we voor Howest uitwerkten: een structureel taalbeleid, op maat van de New Young Professional, dat de klemtoon legt op de taal die de student nodig heeft om in zijn opleiding en beroep te functioneren. Dat gegeven, gekoppeld aan de algemene tendens in Howest om steeds meer te digitaliseren, deed ons het principe omdenken naar een digitaal instrument: de Woordtrainer.

De werkwijze werd geïmplementeerd in een interne digitale werkomgeving voor studenten via SharePoint. We zagen meteen voordelen door te digitaliseren. Docenten kregen sneller grip op de inhoud van de woordtrainers en konden gerichte feedback geven. Bovendien kon een opleiding, bijvoorbeeld na afloop, zien welke woorden studenten voornamelijk hadden genoteerd of in welke opleidingsonderdelen woorden als moeilijk werden gepercipieerd. Voorts hadden verscheidene docenten, in plaats van enkel de vakdocent, inzicht in de woorden van studenten, wat vakoverschrijdend werken met de Woordtrainer mogelijk maakte: taal en woordenschat werden zo een zaak van de opleiding, niet enkel van de docent Nederlands of communicatie.

Als taalbeleidsmedewerker kregen wij op onze beurt een klare kijk op hoe en waartoe opleidingen de Woordtrainer gebruikten. Wij gaven regelmatig advies en schreven een handleiding voor student en docent. Daarnaast werkten we een workshop uit om het instrument bij studenten en docenten te introduceren. Toch stootten we regelmatig op gebruiksproblemen. Via SharePointkonden studenten bijvoorbeeld slechts een beperkt aantal woorden opslaan. We voelden ook de noodzaak om studenten te kunnen laten oefenen met hun woorden. Zo groeide langzaamaan het idee om een onafhankelijke tool te ontwikkelen: de Digitale Woordentrainer.

9

229

28ste HSN-CONFERENTIE

3. Algemene principes van de Digitale Woordentrainer 3.1 Werkwijze

Met de Digitale Woordentrainer houden studenten woorden bij die ze niet begrijpen, nemen ze woorden op die ze weliswaar begrijpen maar niet actief gebruiken, woorden waarvan ze aan de spelling of grammaticale eigenheid twijfelen of waarvan ze willen weten of ze in een zakelijk register passen (en/of waarvoor ze alternatieven moeten zoeken). Studenten kunnen (of moeten, volgens keuze van de opleiding) verschillende parameters over het woord invullen: ‘woord’, ‘betekenis(sen)’, ‘betekenis in context’, ‘synoniem’, ‘bron’, ‘bronzin’, ‘woordsoort’, etc. Ze kunnen de woorden oppikken uit diverse contexten (van cursusmateriaal over radio en televisie, wetenschappelijke artikelen tot conversaties onder vrienden), afhankelijk van hoe de opleiding de woordenschattoolwil gebruiken.

Opleidingen kunnen de Woordentrainer op verschillende manieren inzetten: een opleiding als ‘Journalistiek’ zet het instrument breed in: woorden uit allerlei bronnen en contexten, begrippen en namen van personen of instellingen uit de actualiteit, etc. komen in aanmerking. Een opleiding ‘Biomedische laboratoriumtechnologie’ focust dan weer veeleer op vakterminologie, maar beide opleidingen hebben aandacht voor taalregisters. Een opleiding tot ‘bachelor secundair onderwijs’ heeft dan weer extra aandacht voor woordsoorten, bijvoorbeeld in het kader van het vak Nederlands.

Docenten kunnen er met de nieuwe toolvoorts voor kiezen om zelf woordenlijsten toe te voegen. Dat wijkt enerzijds af van het basisprincipe dat studenten zelf woorden noteren die hen om de een of andere reden ingewikkeld voorkomen. Anderzijds levert deze invalshoek ook voordelen op voor het gebruik van de tool in specifieke lesverbanden (‘voorkennis opwekken’) of om themalijsten bij te houden – aangewezen voor vreemde talen.

3.2 Doel

Door met de Woordentrainer te werken, krijgen studenten de attitude om aandacht te hebben voor woordenschat. Ze werken met woorden waar ze zelf vragen bij hebben, wat verschillend kan zijn bij elke student. Daarnaast wordt ook hun houding aangescherpt om bestaande woordenschattools te gebruiken: het Groene Boekje voor spelproblemen, het Van Dalewoordenboek of een vakspecifiek woordenboek om correcte betekenissen te vinden van vaktaalwoorden, een synoniemenwoordenboek om professionele alternatieven te zoeken voor niet-professionele woorden, etc. Studenten moeten op die manier ook leren om de juiste betekenis te zetten bij een context of om een correct synoniem of een nuance te gebruiken in een bepaalde situatie.

230

9. Taalbeleid en -screening

Docenten kunnen hun studenten meteen wijzen op een correcte bronnennotatie bij het invullen van de bron van het woord. Voor specifieke taallessen kunnen ook grammaticale eigenheden van een woord opgezocht worden. Studenten kunnen zo een heleboel vaardigheden inoefenen die rechtstreeks of onrechtstreeks met woorden te maken hebben. Dat alles veronderstelt wel dat een docent de tool introduceert bij de studenten en hen wijst op de instrumenten die ze kunnen inzetten om hun lijst aan te vullen en dat ook andere docenten in de opleiding de tool kennen, de tool actief laten gebruiken en ernaar verwijzen.

De studenten kunnen zelf actief aan de slag met hun woordenlijst: ze kunnen de lijst doorlezen en instuderen (of een deel ervan), inzetten bij een schrijfopdracht of een mondelinge proef of er gebruik van maken tijdens de les, op vraag van de docenten. Met de Digitale Woordentrainer kunnen studenten ook hun woordenschat oefenen. De student die doelgericht met de tool aan het werk wordt gezet, zal op termijn zijn woordenschat verrijken. Met de tool kunnen docenten nog een stap verder gaan: ze kunnen het instrument koppelen aan diverse opdrachten in de opleiding. Zo kunnen studenten met de tool bijvoorbeeld nieuw verworven (vak)woordenschat in verband met paper of bachelorproef bijhouden en achteraf via een simpele druk op een computertoets een alfabetisch geordende verklarende woordenlijst genereren om aan hun paper toe te voegen.

3.3 Evalueren van de woorden

Evaluatieparameters kunnen zowel over attitudevorming als over kennis gaan. Afhankelijk van hoe de opleiding de Woordentrainer heeft ingezet, zijn er ook diverse evaluatiemogelijkheden. Van nagaan hoeveel woorden de student heeft bijgehouden en hoe regelmatig hij de tool gebruikte tot de kwaliteit verifiëren van de informatie die de student heeft verzameld. En van kennis testen van de woorden tot implementatie bij een schriftelijke of mondelinge opdracht.

3.4 Resultaten met de Digitale Woordentrainer

Welke resultaten studenten met de Digitale Woordentrainer bereiken, is afhankelijk van hoe de toolwordt ingezet. Als een opleiding ervoor kiest om hen veel woorden te laten bijhouden (een 200-tal per semester bijvoorbeeld), dan zullen studenten zeker hun attitude aanscherpen en alerter worden voor woorden. Als een opleiding hen woorden laat instuderen, zullen zij die woorden beter onthouden. Als de tool gelinkt wordt aan bestaande vakopdrachten, zullen zij meer aandacht hebben voor de implementatie van nieuwe woorden in vakgebonden opdrachten en contexten.

9

231

28ste HSN-CONFERENTIE

Voor de opleiding is het interessant om na een semester te zien welke woorden studenten hebben bijgehouden. Docenten krijgen op die manier inzicht in de moeilijkheidsgraad van de woorden die ze gebruiken in hun lessen of in hun communicatie en kunnen daar het semester nadien op inspelen. Docenten krijgen door de tool ook meer aandacht voor woordenschat in hun (vak)les. Het instrument past dus in het kader van taalontwikkelend leren/lesgeven. We zien bovendien dat de attitude van studenten voor woorden extra wordt aangescherpt als meerdere – en idealiter alle – docenten in een opleiding de tool op de een of andere manier gebruiken. Zo wordt de Digitale Woordentrainer een bijzonder instrument in het kader van het taalbeleid van een instelling of opleiding.

Hoewel de Digitale Woordentrainer oorspronkelijk ontstaan is voor Nederlands en voor het hoger onderwijs, kan hij in het secundair onderwijs zeker even rendabel zijn. De inzet ervan is immers variabel, naargelang van de werkcontext. Ook voor vreemde talen zal het instrument zijn nut bewijzen. Tijdens de workshop op HSN maken we de deelnemers wegwijs in de mogelijkheden van de Woordentrainer en lichten we de opties toe aan de hand van een interactieve zitting en demonstratie.

Referenties

Mestdagh, I. (2012). “Taal op maat van de New Young Professional. Van visie naar praktijk in Howest”. In: A. Mottart & S. Vanhooren. Zesentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 102-109.

Mestdagh, I. & G. Wouters (2013). “Journalist worden door journalist te zijn. Een motto als startpunt voor een taalbeleidverhaal aan Howest”. In: A. Mottart & S. Vanhooren. Zevenentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 159-166.

Mestdagh, I. & G. Wouters (2014). “Digitale woordentrainer”. Online raadpleegbaar op: www.digitalewoordentrainer.be.

Mestdagh, I. & G. Wouters (2014). “Taal op maat. Naar een duurzaam taalbeleid in het hoger onderwijs”. In: Ons Erfdeel, p. 190-193.

Herelixka, C. & S. Verhulst (2014). Nederlands in het hoger onderwijs. Een verkennende literatuurstudie naar taalvaardigheid en taalbeleid. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

Peter, E. & T. Van Houtven (2010). Taalbeleid in het hoger onderwijs, de hype voorbij? Leuven: Acco.

Van der Westen, W. (2009). Goed geschreven. Bussum: Coutinho.

232

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
woordenschat
land
België

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014