Bert de Vos · 15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001 · pagina 33 - 35
pen van onderwijs. Activerende didactiek speelt bij dat alles natuurlijk een belangrijke rol en is bij al die drie aspecten ondergebracht.
Wat betreft inhoud:
-
Breng veel context aan. Het gaat dan b.v. over het aloude activeren van voorkennis, maar ook over het gebruik van die opgehaalde kennis. Dat kan door te spelen met begrippen, er iets mee te doen (zoals in de film het categoriseren van dieren). Daarbij slaan leerlingen automatisch de brug tussen hun eigen kennis in hun eigen taal en de taal van het schoolboek. Ze onderhandelen over die betekenissen tijdens het werken met elkaar. Ze praten over de begrippen in leerlingentaal en brengen daarbij behalve hun eigen kennis ook hun ervaringen en emoties in. Overigens: met eigen taal wordt het Nederlands bedoeld dat leerlingen onderling met elkaar spreken, de concrete taal over tastbare dingen. Die staat dan tegenover de schooltaal: de min of meer abstracte taal van de wereld van het vak en het boek.
-
Ga met gerichte vragen op zoek. Laat leerlingen bij vakinhouden eigen vragen bedenken en daar antwoord op proberen te krijgen. Er is niets dat zo motiveert als op zoek gaan naar antwoorden op je eigen vragen. Het is ook de enige manier waarop natuurlijk leren wordt gerealiseerd. In deze lessen probeert de leerkracht wel de vragen te richten op het onderwerp van de les: gewervelde en ongewervelde dieren
-
Leer niet alleen. Door samen leren bouw je in je hoofd nieuwe kennis op. Door te praten over de vakinhoud, komt de bijpassende taal op natuurlijke wijze aan bod. Verder kan hier de context worden uitgewerkt, zoals bij 1. is beschreven.
Wat betreft taal:
-
Koppel taalvaardigheden aan voor leerlingen betekenisvolle inhoud. In deze lessen zijn de taalvaardigheden vooral leesvaardigheden. Leren lezen gaat nu eenmaal het beste als je de tekst ook wilt lezen. In het dagelijks leven buiten school leest een leerling – iedereen eigenlijk – alleen de teksten of gedeelten ervan die nuttig, noodzakelijk of mooi zijn. Dan kan lezen ook beter worden, bij die teksten die je toch wilt lezen of nodig hebt. In deze lessen wordt die koppeling bewust gemaakt.
-
Besteed bewust, expliciet aandacht aan die vaardigheden. Een vaardigheid doen is heel wat anders dan een vaardigheid leren. Sommige vaardigheden (spreken, luisteren, uitleggen, categoriseren) worden gedaan. Ze komen in de les aan bod, maar de leerkracht gaat niet in op hoe leerlingen dat beter zouden kunnen doen. Dat gebeurt wel bij leesvaardigheden. In deze lessen zijn dat: zoek de juiste tekst bij de vraag en zoek gericht naar het antwoord in de tekst. Die vaardigheden komen hier in het licht en leerlingen gaan er bewust mee om als deel van de lesinhoud.
34 1 Heeft een kwal botten? - Bert de Vos
Reflectie:
6. zorg voor gerichte reflectie op inhoud en taalontwikkeling. Laat leerlingen b.v. vertellen hoe ze vorderen en wat ze nodig hebben om verder te komen. Laat leerlingen hun aanpak vertellen of opschrijven en laat hen daar conclusies aan verbinden. In deze lessen gaat dat inhoudelijk door de verschillende manieren van categoriseren te bespreken en wat de ontwikkeling van leesvaardigheid betreft, door leerlingen te laten observeren en met elkaar te laten bespreken wat er gebeurt als je een tekst zoekt of een antwoord in de tekst zoekt.
Een les of lessenserie heeft die elementen inhoud, taal en reflectie in zich.
We hopen dat de film bijdraagt aan de ontwikkeling van taalgericht vakonderwijs.
Bert de Vos b.devos@aps.nl
APS-publicaties kunnen als volgt worden besteld:
. schriftelijk, o.v.v., bestelnummer: 400.047 bij APS, afd. VODA, Postbus 85475, 3508 AL Utrecht;
. per fax, o.v.v. het bestelnummer: 400.047 op nummer 030-2856776; . via de APS-website, zie afdeling Publicaties.
Heeft een kwal botten? - Bert de Vos 135